Return to site

Uitzieken

Vandaag zag ik haar, samen met haar leidinggevende. Dat was met nadruk op mijn verzoek, omdat de arbeidsverhoudingen ietwat verstoord dreigden te raken.

Ik ken deze mevrouw al enige jaren en zie haar heel regelmatig op het spreekuur: een kleine, 61 jarige docent op een middelbare school. Ze wekt de indruk van een kwetsbaar muisje – een weinig dof grijs haar, spitse neus en kin en scherpe ogen. Al enige jaren vertoont zij een enorm hoog frequent verzuim van zo’n 10-12 x per jaar. “Ik heb ook iedere keer wat”, zegt ze dan. Blaasontsteking, keelontsteking, diarree, verkouden, allergie, reactie op griepprik, incontinentie voor urine, reactie op medicijnen, overlijden van familieleden… Zij verzuimt iedere keer minimaal een week. De leidinggevende weet niet zo goed raad met alle medische geheimen die hij krijgt toevertrouwd en mevrouw krijgt steeds meer het gevoel zichzelf te moeten verdedigen.

Ze gaan wat onwennig tegenover me zitten, de leidinggevende en de mevrouw. Er is eerst nog een beetje verwarring over wie waar moet zitten – wat ik snel oplos door maar gewoon de plaatsen aan te wijzen. “Dat is zeker tactisch”, zegt mevrouw. “Nee hoor, ik zet het lijdend voorwerp altijd op die plek”, zeg ik. Daar moeten ze beiden om lachen en dat breekt het ijs wat.

Mevrouw haalt een map uit haar tas, legt dat voor zich op tafel en haalt er wat papieren uit. Sommigen met de hand beschreven, anderen getypt. Ze begint te vertellen over alle medische kwalen die zij het afgelopen jaar heeft gehad, op een verdedigende manier. Blijkbaar heeft zij alles helemaal uitgewerkt op de papieren voor haar. Na een minuut of 5 onderbreek ik haar, met mijn verontschuldigingen, om haar uit te leggen dat dit gesprek daar niet voor bedoeld is. Ik leg haar uit dat de bedoeling is om over en weer duidelijkheid te krijgen over wat zij nou wel en niet duurzaam aan kan.

Ze kijkt me wezenloos en met open mond aan, waarop zij die vervolgens demonstratief sluit. Ik vertel haar wat ik haar de afgelopen tijd wel vaker heb verteld: dat het heel vervelend voor haar is dat zij al die medische problemen heeft, en dat ik ook zeker geloof dat zij hier last van heeft, maar dat er volgens mij ondanks dat toch wel mogelijkheden zijn om haar werk te kunnen doen. Ik kijk vervolgens haar leidinggevende aan, waarmee ik hem het signaal geef om in te haken. Hij vertelt dat hij niet zo goed weet hoe hij met al die medische informatie moet omgaan, dat hij geen dokter is en er “eerlijk gezegd helemaal niet op zit te wachten.” Ik stel daarop voor dat het misschien handig zou zijn als zij in het vervolg met elkaar praten over wat wel en niet tot de mogelijkheden behoort en daar samen afspraken over maken.

“Maar hoe moet dat dan als de huisarts zegt dat ik moet uitzieken?” Ik kijk haar vragend aan. “Ja,” zegt ze, “ik volg altijd heel goed de instructies van de huisarts op en zij zegt steeds dat ik goed moet uitzieken! En dan blijf ik dus thuis!”

Ineens valt bij mij het kwartje – de reden dat deze mevrouw thuis blijft zodra zij iets “medisch” heeft. De huisarts kan tevreden zijn: zij heeft een patiënt met een goede compliance. Voor mij is het wat lastiger. Uiteindelijk heb ik het laatste woord als het gaat om advisering met betrekking tot ziekte en werk, maar ik wil niet een collega, waarvan ik zeker weet dat die het beste voor heeft met deze mevrouw, afvallen. Ik vraag mevrouw daarom of zij de volgende keer als ze van de huisarts dit advies krijgt, wil vragen of zij ook mag uitzieken op het werk, of het ook goed is als zij het gewoon een beetje rustiger aan doet op het werk. Verder leg ik de bal weer bij haar en haar leidinggevende neer door aan te geven dat zij hier samen afspraken over kunnen maken.

Of mevrouw dit gaat doen? Heel eerlijk: ik betwijfel het. Ik denk dat ik een volgende keer maar eens mondeling ga overleggen met haar huisarts.

Ik pak mijn spullen om naar huis te gaan. Wat nou, uitzieken, denk ik bij mezelf. Voor mij is het even uit met zieken, in ieder geval vandaag. Pfff….